Na tussenstops in Londen en Bahrein ben ik met drie uur vertraging toch in Kathmandu aangekomen. René (Veldt) heeft me, na het plegen van een telefoontje met de telefoon van een vriendelijke Engelsman, keurig opgehaald op het vliegveld. De taxirit naar het hotel was kort, maar duurde relatief lang. Dat gaf me de tijd om ’s goed om me heen te kijken.
Een eind verderop zag ik een rookpluim, laat ik maar gerust rookwolk zeggen trouwens. Voor de Nepali is het de normaalste gang van zaken om de overleden mensen al één dag na de dood te verbranden. Dat was dus precies wat ze daar ook aan het doen waren. Luguber idee, maar hier de normaalste gang van zaken.
Ook kon ik aan de rijstijl in eerste instantie niet helemaal ontdekken aan welke kant van de weg ze hier rijden. Dat is geen compliment voor de rijstijl zoals wij het gewend zijn, maar hier werkt het goed genoeg. Degene met de grootste auto heeft voorrang, dan degene die het hardst claxonneert en de motoren ontspringen hier de dans. Die rijden gewoon lekker door.
Het hotel staat in Thamel, de toeristenbuurt van Kathmandu. De prijzen in deze buurt zijn hoger dan in de omliggende buurten, maar de wijk is veilig en er is genoeg te doen. Genoeg barretjes en restaurantjes om je goed te vermaken. Een ontbijtje kost 75 Rupee, wat ongeveer €0,75 is.
Met René heb ik afgesproken om morgen naar Sankhu te rijden om daar kennis te maken met het project waar ik ga werken. Met het geluid van rochelende mannen, piepende V-snaren en ronkende motoren op de achtergrond, bevind ik me nu in de ideale omstandigheid om lekker in slaap te vallen.